Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen

Gemeenten dienen in de begroting in te gaan op de zogenaamde jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Onder arbeidsrechtelijke verplichtingen worden verstaan de aanspraken op toekomstige uitkeringen door huidig dan wel voormalig personeel. Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft voor dat jaarlijkse arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume via de exploitatie moeten lopen. Als de verplichtingen niet van een vergelijkbaar volume zijn, dan moet hiervoor een voorziening worden getroffen. Toepassing van deze voorschriften leidt tot de volgende situatie:

1. Wachtgelden (oude verplichtingen) en pensioenen ambtenaren
De verplichtingen aan ambtenaren worden door de gemeentelijke diensten jaarlijks op basis van de in- en uitstroom becijferd. Bij een omvang van de gemeente Groningen blijven de jaarlijkse exploitatielasten daarvan nagenoeg gelijk. Om die reden treffen we dan ook geen voorziening, maar nemen we de jaarlijkse lasten in de exploitatie op.

2. WW-conforme uitkeringen en bovenwettelijke WW-uitkeringen (vervangen wachtgeld)
Bovenwettelijke WW-conforme uitkering is een regeling die op 1 januari 2001 is ingegaan (hoofdstuk 10a van de ARG). Zit men eenmaal in een regeling dan blijft die op iemand van toepassing gedurende de resterende duur van de werkloosheid. Sinds 1 juli 2008 geldt hoofdstuk 10d ARG: de uitkeringen zijn qua duur en hoogte versoberd, dit geldt dus bij ontslagen van na die periode. De stijging van de WW-uitkeringen is gering en constant.
Directies nemen de kosten als last in hun begroting op onder uitkeringskosten voormalig personeel.
In de CAO 2013 – 2015 is de duur van de uitkering conform hoofdstuk 10D ARG verlengd tot de voor de ex-medewerker geldende AOW leeftijd.

3. Wachtgelden en pensioenen wethouders
Bepalend voor het instellen van een voorziening voor pensioenen en wachtgelden wethouders is het ongelijkmatige karakter van de verplichting. Als de verplichting jaarlijks van een vergelijkbaar volume is, mag geen voorziening worden ingesteld. De jaarlijks soms aanzienlijke fluctuatie in dergelijke verplichtingen door mogelijke (tussentijdse) wethouders wisselingen is een belangrijke wegingsfactor voor pensioenen en wachtgelden wethouders. De verplichtingen, en daarmee de fluctuaties ervan, worden nog verhoogd als oud-wethouders de gevormde pensioenrechten opeisen bij waardeoverdracht. Het betreft verder wisselingen binnen een relatief kleine groep; de jaarlijkse schommelingen in de verplichtingen in verband met pensioenen en wachtgelden van wethouders kunnen al snel aanzienlijk zijn. Daarom zal er normaal gesproken een voorziening voor pensioenen en wachtgelden wethouders moeten worden getroffen. De pensioenen van de wethouders na 2007 zijn verzekerd bij Loyalis. Daarom hoeft er geen voorziening gevormd te worden en worden de jaarlijkse pensioenpremies als last in de begroting opgenomen. Voor APPA-pensioenen is het wel verplicht een voorziening te treffen.

4. Opgebouwde vakantierechten
Over de maanden juni tot en met december bouwen ambtenaren recht op vakantiegeld op, welke rechten in mei het jaar daarop worden uitbetaald. Feitelijk zou het bedrag van deze zeven maanden ten laste van de exploitatie van het lopende jaar moeten worden gebracht en als nog te betalen schuld op de balans in de jaarrekening moeten worden opgevoerd. Omdat er geen grote mutaties in de totale omvang van het personeelsbestand zijn, heeft dit weinig tot geen effect op de uitkomst van de exploitatie over de jaren heen. Om die reden is er sprake van een gelijk volume en is het niet toegestaan vanuit het BBV een balanspost te creëren.

5. Levensloopregeling
Sinds 1 januari 2012 is de levensloopregeling niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers. Voor bestaande deelnemers geldt  overgangsrecht. Hierbij speelt de hoogte van het levensloop tegoed een rol. Wanneer een medewerker op 31 december 2011 een levenslooptegoed had van minder dan  3 duizend euro kan er met ingang van 1 januari 2012 niet meer gespaard worden. Wanneer de medewerker in 2012 nog een levenslooptegoed had, valt dit tegoed vrij op 1 januari 2013. Wanneer een medewerker op 31 december 2011 een levensloop tegoed had van 3 duizend euro of meer, kan hij tot en met 31 december 2021 blijven door sparen. Als een medewerker in 2013 het levensloop tegoed ineens opneemt, wordt er over 80% van het tegoed loonheffingen ingehouden het restant tegoed wordt onbelast uit betaald. Het tegoed dat een medewerker (bovenop de 3 duizend euro op 31 december 2011) sinds 1 januari 2012 heeft opgebouwd, moet wij wel volledig belasten. Dit overgangsrecht is niet meer van toepassing op het jaar 2014 en volgende.

6. Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)
De gemeente Groningen is per 1 januari 2008 eigenrisicodrager geworden in het kader van de
Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Hiertoe is besloten omdat de instroom van medewerkers in de voormalige WAO, nu WIA, in de gemeente Groningen laag is. De uitvoering van de WGA is vervolgens in 2008 door de gemeente zelf ter hand genomen. Door het eigenrisico-dragerschap (ERD) kan de gemeente, indien er hoge instroom in de WGA plaats vindt, de helft van de WGA-lasten verhalen op de werknemers. In 2012 is besloten dat er in ieder geval tot 2015 geen verhaal in het kader van de WGA op de werknemers plaatsvindt, omdat de lasten van de bijdrage zeer gering zijn. De lasten van de werkgeversbijdrage, die identiek is aan de bijdrage van de werknemer, zijn laag, komen zelden voor en worden om die reden als last in de exploitatie opgenomen. Na evaluatie van het eigen-risicodragerschap WGA zal worden besloten of verhaal van ( fictieve ) WGA premie op de werknemer kan plaatsvinden.  De evaluatie WGA ERD heeft niet plaatsgevonden.  

7. Verlofstuwmeer
Verlofstuwmeren ontstaan door niet opgenomen verlofuren jaar in jaar uit mee te nemen naar het volgende jaar. De financiële gevolgen van het toekennen en opnemen van verlof moeten gerekend worden tot de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen. Vanuit de vraag en antwoordrubriek van de commissie BBV wordt duidelijk dat voor een gemeente als de gemeente Groningen zulke verplichtingen beschouwd moeten worden als zijnde van een jaarlijks vergelijkbaar volume. Volgens de regels betekent dat geen voorziening opnemen maar de lasten in de begroting ramen. Verder is het zo dat het opnemen van verlof uit een verlofstuwmeer niet leidt tot extra lasten. Dus in die zin is er ook geen aanleiding om een verplichting op te nemen. Slechts bij ontslag of opheffen van een organisatieonderdeel zou uitbetaling van de verlofuren aan de orde kunnen zijn. Maar dan neem je dat mee bij de budgettaire gevolgen van zo’n ingreep, en niet door in zijn algemeenheid in de jaarrekening een voorziening op te nemen voor een verlofstuwmeer. Om vorenstaande redenen wordt geen voorziening getroffen en nemen we de jaarlijkse lasten in de exploitatie op.

8. Kosten reorganisatie
In januari 2013 is een notitie verschenen van het BBV, welke nadere spelregels geeft voor de verwerking en bepaling van een eventuele reorganisatievoorziening. Aan het vormen van een reorganisatievorming zijn de volgende voorwaarden verbonden:

De gemeente moet een reorganisatieplan en/of besluit genomen hebben in het betreffende boekjaar;

  • Het personeel moet over het plan en/of besluit zijn geïnformeerd;
  • De omvang van de verplichting moet op betrouwbare wijze kunnen worden geschat;
  • Alleen bij zeer grote organisaties, waar permanent wel enige reorganisatie plaatsvinden kan er sprake zijn van een voorspelbaar gelijkmatig kostenpatroon, zodat er dan geen voorziening mag worden gevormd. Omdat er in 2016 nog een aantal reorganisaties aan de orde is hebben we hiervoor een voorziening ingesteld in de begroting 2016.

In de 2016 hebben we in dit kader ook een reserve beschikbaar voor flankerend beleid.