Beleid lokale heffingen

Lokale heffingen betreffen zowel publiek- als de privaatrechtelijke heffingen. De publiekrechtelijke heffingen worden onderscheiden naar belastingen en rechten:

  • Belastingen: de opbrengsten van belastingen komen toe aan de algemene middelen en kunnen vrij worden besteed. Dit zijn onder meer de onroerende-zaakbelasting, de logiesbelasting en de hondenbelasting. Het criterium kostendekkendheid is hier niet aan de orde;
  • Rechten: een recht is een vergoeding voor een concrete prestatie door de gemeente geleverd. De opbrengst van de rechten is niet vrij besteedbaar: de opbrengsten moeten aangewend worden voor de gerelateerde prestaties. Voorbeelden zijn de afvalstoffenheffing, rioolheffing en de leges burgerzaken. Hier geldt een wettelijke norm van maximaal 100% kostendekkendheid.

Privaatrechtelijke heffingen zijn alle heffingen die niet zijn vastgelegd in een leges- of belastingverordening. In Groningen maken we onderscheid tussen algemene tarieven die vooraf zijn bepaald en voor iedere afnemer gelden en commerciële tarieven. Bij de laatste opereert de gemeente als marktpartij in een concurrerende omgeving. Medio 2014 is de Wet Markt en Overheid in werking getreden. Op grond van deze wet moeten we voor onze producten en diensten de integrale kostprijs in rekening brengen. Daarnaast heeft de gemeente voor een aantal producten zelf een beleid voor kostendekkendheid.
Hieronder geven we een beknopte uiteenzetting van het gemeentelijke beleid met betrekking tot de belangrijkste lokale heffingen en kwijtschelding.

Onroerende-zaakbelasting
De onroerende-zaakbelasting is de belangrijkste gemeentelijke belasting, niet alleen qua omvang, maar ook omdat de opbrengst tot de algemene middelen behoort en dus naar eigen inzicht besteed kan worden. De belangrijkste functie is het genereren van inkomsten. De hoogte van een aanslag is afhankelijk van de waarde van een pand en van de door uw raad vastgestelde tarieven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de heffing voor eigenaren van woningen, eigenaren van niet-woningen en gebruikers van niet-woningen. De waarde van de woningen en bedrijven in de stad wordt ieder jaar opnieuw bepaald.

Afvalstoffenheffing
De afvalstoffenheffing wordt als bestemmingsheffing aangemerkt, omdat de opbrengst niet naar de algemene middelen vloeit, maar dient ter dekking van de kosten van afvalinzameling en -verwerking. Het uitgangspunt is dat deze kosten inclusief de kosten van kwijtscheldingen volledig gedekt worden uit de opbrengst van de afvalstoffenheffing. Het aantal bewoners van een woning bepaalt de hoogte van het tarief. Er wordt gedifferentieerd naar vier categorieën, namelijk eenpersoonshuishoudens, tweepersoonshuishoudens, huishoudens van drie tot en met zeven personen en huishoudens van acht personen of meer. Hiermee wordt invulling gegeven aan het principe ‘de vervuiler betaalt’. De tariefdifferentiatie heeft dus niet gedragsbeïnvloeding ten doel, de belangrijkste functie is het genereren van inkomsten om de voorziening mogelijk te maken.

Rioolheffing
De kosten voor het beheren en in stand houden van het rioolstelsel worden door een heffing verhaald. Gemeenten hebben naast de zorgplicht voor stedelijk afvalwater en hemelwater ook de zorgplicht voor grondwater. De opbrengst van de rioolheffing, met als uitgangspunt 100% kostendekkendheid, is geoormerkt. De belangrijkste functie is dus het genereren van inkomsten om de voorziening mogelijk te maken. De rioolheffing kan zowel van de eigenaar (aansluitrecht) als van de gebruiker (afvoerrecht) worden geheven. Wij kennen alleen het aansluitrecht, waarbij een vast bedrag per aansluiting in rekening wordt gebracht.

Bouwleges
Bouwleges worden geheven om de kosten van het proces van bouwvergunningverlening te dekken. De belangrijkste functie is dus het genereren van inkomsten om de voorziening mogelijk te maken. Het tarief wordt bepaald door de hoogte van de bouwkosten (aanneemsom exclusief BTW). Ook voor de bouwleges is ons beleid een kostendekkendheid van 100%. Een complicatie daarbij is dat door een wisselende omvang van de bouwprojecten de opbrengst van jaar tot jaar sterk kan fluctueren. Verder is vooraf moeilijk te schatten hoeveel de opbrengst in enig jaar zal bedragen. Om risico’s van tegenvallende inkomsten zoveel mogelijk uit te sluiten is in 2001 een bestemmingsreserve bouwleges ingesteld. Echter de reserve is uitgeput en is in de afgelopen jaren vanwege negatieve resultaten op de bouwleges niet gevoed.

Parkeergelden
De parkeergelden bestaan uit een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk deel. Onder het publiekrechtelijk deel, ook wel parkeerbelasting genoemd, vallen de tarieven voor het parkeren bij parkeermeters en -automaten, de boetes voor het rood staan bij parkeermeters en -automaten en de tarieven voor parkeervergunningen. Onder het privaatrechtelijk deel vallen de tarieven voor parkeergarages en buurtstallingen. Het uitgangspunt is dat het parkeerbedrijf in totaal kostendekkend is. De parkeerbelasting is de belasting waarbij de doelstelling van regulering expliciet in de wet is vastgelegd. In de tariefstelling mag onderscheid gemaakt worden naar parkeerduur (kort/lang), het moment waarop wordt geparkeerd (dag/avond/weekend), het gebied waar wordt geparkeerd en het type vergunning. In Groningen maken we gebruik van de toegestane differentiatiemogelijkheden. We sturen zowel met tarieven, de duur van parkeren als met de beschikbaarheid van parkeerplaatsen.

Privaatrechtelijke tarieven
Het uitgangspunt van de Gemeente Groningen is dat de privaatrechtelijke tarieven minimaal kostendekkend zijn. Voor een aantal tarieven geldt echter dat stimulering van het gebruik van de voorzieningen en marktwerking er toe kunnen leiden dat een lager dan kostendekkend tarief wordt gehanteerd. Sinds 1 juli 2014 is de Wet Markt en Overheid van toepassing op de privaatrechtelijke tarieven. Deze wet heeft tot doel zo gelijk mogelijke concurrentieverhouding te creëren tussen overheden en bedrijven. Overheden mogen nog steeds economische activiteiten verrichten maar moeten daarbij voldoen aan gedragseisen die de wet stelt. De belangrijkste daarvan is dat aan afnemers tenminste de integrale kosten worden doorberekend. Op 25 juni 2014 heeft de raad een aantal economische activiteiten benoemd tot activiteiten die verricht worden in het algemeen belasting. Op deze activiteiten is de Wet Markt en Overheid niet van toepassing.

Kwijtscheldingsbeleid
Met het hanteren van een kwijtscheldingsregeling geeft de gemeente een deel van zijn burgers de mogelijkheid om voor een lager tarief in aanmerking te komen. De ruimte om een eigen gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid te voeren is beperkt. De criteria waaraan kwijtscheldingsverzoeken getoetst worden, zijn op rijksniveau vastgesteld. We mogen wel zelf bepalen van welke belastingen en heffingen we kwijtschelding verlenen en welk deel van de belastingaanslag of heffing we kwijtschelden.
We verlenen kwijtschelding voor:

  • hondenbelasting, alleen voor de eerste hond en tot 60%;
  • afvalstoffenheffing. Mensen die vijf jaar of langer op het sociale minimum zitten, krijgen volledige kwijtschelding van de afvalstoffenheffing. De andere kwijtscheldingsgerechtigden krijgen 57% van het aanslagbedrag kwijtgescholden. Een groot deel van de kwijtscheldingsgerechtigden krijgt de kwijtschelding automatisch. Zij hoeven geen formulier in te vullen en bewijsstukken te overleggen. Als van een formulier gebruik wordt gemaakt geldt een termijn van drie maanden waarbinnen een kwijtscheldingsverzoek moet worden ingediend;
  • leges gehandicaptenparkeerplaats en -kaart en huwelijksleges (volledig).

Algemene Interne Dienstverlening
De toerekening van de algemene interne dienstverlening i.e. de algemene toerekenbare overhead is op vergelijkbare wijze gebeurd als in 2015. De methodiek is hetzelfde gebleven. De verdeling vindt plaats op basis van de formatie per heffing. Wel is in 2016 een deel van het innovatiebudget en de kosten van de concernstaf toegerekend ter hoogte van 2,3 miljoen euro. Bezuinigingen en efficiëntie zorgen voor een daling van de algemene interne dienstverlening met 2,9 miljoen euro. Tezamen zorgen deze bewegingen voor een daling van de algemene interne dienstverlening met 600 duizend euro waardoor het totale bedrag aan algemene toerekenbare overhead uitkomt op 67,1 miljoen euro. Tegenover deze daling staat een sterkere daling van de toegestane formatie van de Gemeente Groningen, waardoor het toegerekende bedrag per FTE licht stijgt.